Een collectie creëren

Meer dan een halve eeuw na de eerste publicatie spreekt George Nelsons voorwoord in de catalogus uit 1948 nog boekdelen over waar we als bedrijf vandaan komen en dient het als leidraad over waar we heengaan.


Tekst: Amber Bravo

Vier geometrische vormen met de namen van prominente Herman Miller-ontwerpers naast de woorden 'de Herman Miller-verzameling'.

Cover van de collectiecatalogus van Herman Miller uit 1948

In een karakteristiek laconieke brief uit 1944 aan D.J. De Pree, de oprichter van Herman Miller, schreef Nelson: “Uw terughoudendheid met betrekking tot mijn geschiktheid als ontwerper voor Herman Miller Co. heeft bijzonder diepe indruk op mij gemaakt en uw argumenten lijken mij gegrond… mijn gebrek aan ervaring op het gebied van commerciële meubels is ook relevant, maar hierin zullen u en uw collega’s uiteindelijk zelf een beslissing moeten nemen, vrees ik.” Een sprong voorwaarts naar vier jaar later, en Nelson bepaalde opnieuw zijn gedachten over de integriteit van Herman Miller Co., maar deze keer niet als potentieel nieuwe medewerker, maar als de eerste creative director van Herman Miller. In het voorwoord van de allereerste catalogus die in 1948 verschenen is, schreef hij: “Vanuit het gezichtspunt van een ontwerper bekeken, wat ook het enige gezichtspunt is dat ik me met enig fatsoen kan aanmeten, is de Herman Miller Furniture Company een opmerkelijk instituut.”

Wat ook de reden moge zijn dat De Pree besloot om Nelson aan te nemen, de genegenheid die en het wederzijds respect dat de twee voor elkaar hadden, zorgden voor een bijzonder succesvolle samenwerking. Nelson schrijft Herman Millers uniekheid toe aan een “filosofie” of “zienswijze” die voortkomt uit een set van principes: dat wat je maakt belangrijk is, dat ontwerp een integraal onderdeel van zakendoen is; dat producten eerlijk moeten zijn; dat alleen wij kunnen beslissen wat we maken en dat er een markt is voor goed ontwerp. Deze principes gaven ons een mate van zelfstandigheid en innovatie die niet binnen handbereik was voor bedrijven die puur worden gedreven door de eisen van de markt of verkoopcijfers. Er wordt niet geprobeerd om te conformeren aan de zogenaamde normen van ‘algemene smaak’, noch wordt er veel waarde gehecht aan de methoden die gebruikt worden om het ‘kopende publiek’ te evalueren. De reden dat veel mensen zo geraakt worden door de originaliteit van de ontwerpen van Herman Miller, is dat het bedrijf weigert om de grootste gemene deler te volgen.”

George Nelson at a sales conference in 1952

George Nelson op een salesconferentie in 1952

Uiteraard was ook alleen een bedrijf dat weigerde de grootste gemene deler te volgen geschikt geweest voor een ontwerper als Nelson, wiens idealen in het ontwerpen van meubels even hooggestemd als pragmatisch waren (zijn doel voor de eerste stukken van Herman Miller was om een “permanente collectie te creëren die volledig voldoet aan de vereisten van het moderne leven”). Nelsons overtuiging dat een verzameling elk individueel stuk moet verheffen boven wat het stuk zelf kan bereiken om een grootser “programma” te dienen (om maar een architectonische term te gebruiken), is tegenwoordig nog steeds geldig. Met name wanneer “het programma wordt versterkt door de medewerking van een groep ontwerpers die de specifieke mentaliteit van Herman Miller deelt”. Elk stuk uit de Herman Miller Collectie moest deze affiniteit en verbondenheid reflecteren, het moest een oplossing bieden die zowel doelmatig als mooi is.

Bij het herlezen van Nelsons voorwoord in de catalogus uit 1948, besef je dat door een ontwerpportfolio te creëren op basis van een set ethische waarden in plaats van op een puur esthetische basis, je niet alleen jezelf beschermt tegen de grillen van markttrends, maar ook tegen het gevaar dat je verouderd raakt. Als je uitgaat van een probleem en daar een elegante oplossing voor vindt, dan maak je grote kans dat je een blijvend ontwerp maakt. Herman Miller mag dan inmiddels tot een veel groter bedrijf zijn uitgegroeid dan in de dagen van Nelson en D.J. De Pree en de collectie van 1948, de basis waarop het bedrijf gebouwd is, is net zo ongelimiteerd en tijdloos als toen.

George Nelson, DJ De Pree, Jim Eppinger, Hugh De Pree, Alfred Auerbach, and an unknown gentleman

George Nelson, D.J. De Pree, Jim Eppinger, Hugh De Pree, Alfred Auerbach en een onbekende man

1948 Herman Miller Collection Voorwoord
van George Nelson

Vanuit het gezichtspunt van een ontwerper bekeken, wat ook het enige gezichtspunt is dat ik me met enig fatsoen kan aanmeten, is de Herman Miller Furniture Company een opmerkelijk instituut. Als onderneming op zich beschouwd, verschilt Herman Miller vermoedelijk nauwelijks van de duizenden andere bedrijven in de VS. Het is een klein bedrijf, gevestigd in een klein stadje. De productiefaciliteiten voldoen maar zijn niet ongebruikelijk en het wordt bestuurd door de eigenaars. Wat dit bedrijf echter opmerkelijk maakt, is de filosofie: een houding die zo diep wordt aangevoeld dat deze voor zover ik weet, nog nooit onder woorden is gebracht.

Aan de basis is deze filosofie – net als andere die een solide basis hebben – zo eenvoudig dat het bijna naïef te noemen is.  Maar in de zakenwereld wordt deze weinig gebruikt, en de filosofie zou misschien inderdaad naïef zijn, ware het niet dat hij zo opzienbarend effectief is. Dit bedrijf heeft tegenwoordig een bijzonder solide positie als producent van moderne meubels en geniet van een prestige dat buitenproportioneel is als je kijkt naar zijn omvang. De houding die de instelling van Herman Miller bepaalt, bestaat voor zover ik het kan beoordelen uit de volgende principes:  

Wat je maakt, is belangrijk. Herman Miller, net als alle andere bedrijven, wordt bestuurd door de regels van de Amerikaanse economie. Maar ik heb nog nooit meegemaakt dat er om welke reden dan ook op de bouwkwaliteit of afwerking is bespaard, om zo in een aantrekkelijkere prijsklasse terecht te kunnen komen. En hoewel het bedrijf zijn productiemogelijkheden heeft uitgebreid, zal een begrenzing van de uitbreiding voortkomen uit de grootte van de markt die bereid is om de meubels van Herman Miller te accepteren. Het product zal nooit worden aangepast om de productie te kunnen uitbreiden.  

Ontwerp is een integraal onderdeel van het bedrijf. In het grotere geheel van het bedrijf zijn de beslissingen van de ontwerper net zo belangrijk als die van de verkoop- of productieafdelingen. Als het ontwerp wordt veranderd, gebeurt dit met de medewerking en goedkeuring van de ontwerper. Er heerst geen druk op de ontwerpers om een ontwerp aan te passen aan de markt. 

Het product moet eerlijk zijn. Herman Miller heeft de productie van historische reproducties bijna twaalf jaar geleden gestaakt, omdat Gilbert Rohde, die ze ontwierp, het management wist te overtuigen dat de imitatie van traditionele ontwerpen esthetisch gezien onoprecht was. (Toen ik dit verhaal voor het eerst hoorde, geloofde ik er niets van, maar na mijn ervaringen van de afgelopen jaren weet ik dat het waar is.)

George Nelson talking with Ray & Charles Eames and Alexander Girard

George Nelson in gesprek met Ray & Charles Eames en Alexander Girard

Jij beslist wat je gaat maken. Herman Miller heeft nooit consumentenonderzoek gedaan of zijn producten eerst uitgeprobeerd om erachter te komen wat de markt “acceptabel vindt”. Als de ontwerper en het management een oplossing vinden voor een probleem bij een meubelstuk waar zij tevreden mee zijn, dan wordt het in productie genomen. Er wordt niet geprobeerd om te conformeren aan de zogenaamde normen van ‘algemene smaak’, noch wordt er veel waarde gehecht aan de methoden die gebruikt worden om het ‘kopende publiek’ te evalueren. De reden dat veel mensen zo geraakt worden door de originaliteit van de ontwerpen van Herman Miller, is dat het bedrijf weigert om de grootste gemene deler te volgen. De ontwerpers worden daarom niet beperkt door de angst van het management voor het afwijken van de geijkte paden. Het enige wat van een ontwerper wordt gevraagd, is om met een goede oplossing te komen.

Er bestaat een markt voor goede ontwerpen. Deze aanname is meer dan bevestigd, maar er was veel moed voor nodig om hem te maken en om erachter te blijven staan. Net als op veel andere gebieden, loopt een aanzienlijk deel van het publiek ver vooruit op de fabrikanten. Alleen durven maar weinig producenten dit te geloven.

Er zijn ongetwijfeld nog meer herkenbare patronen in deze omschrijving te vinden: er is een hint van de vakman ten opzichte van de industrieel; een hint van de “betere muizenval”-theorie in een aangepaste vorm, en de vastberaden individualist met sterke overtuigingen vind je overal terug. En mocht de filosofie ietwat verouderd overkomen, dan is het interessant om in dit boek te zien hoe deze zich in het meubilair manifesteert. Het is onwaarschijnlijk dat iemand over elk stuk even enthousiast – of onenthousiast – zal zijn. Maar naar mijn mening kun je er niet omheen dat het bedrijf een oprechte interesse toont in het onderzoeken van de mogelijkheden die meubels tegenwoordig te bieden hebben wat betreft ontwerp, materiaal en techniek. De meubels die hier getoond worden, zijn het resultaat van een programma en een filosofie. Het programma gaat ervan uit dat multiplex en timmerhout maar twee materialen zijn uit een hele reeks materialen die geschikt zijn om meubels mee te maken. Er wordt een aanzienlijke hoeveelheid experimentele ontwerpen voor nieuwe stukken gemaakt die de mogelijkheden van andere bestuderen. Het gaat er ook vanuit dat het programma versterkt wordt door de deelname van een groep ontwerpers die de mentaliteit van Herman Miller delen. Ik ben van mening dat deze collectie – van Noguchi’s gevormde tafel tot aan Hvidt en Neilsens feilloos vormgegeven stukken en de voortreffelijke ontwerpen van Eames van voorgevormd hout, metaal en plastic – nooit door één enkele ontwerper gemaakt had kunnen worden. De onderliggende aanpak van de ontwerpers is weliswaar aan elkaar gerelateerd, maar in alle gevallen extreem persoonlijk. En dan enkele afsluitende woorden over het Herman Miller-programma: het doel is om een permanente collectie te creëren die volledig voldoet aan de vereisten van het moderne leven. De collectie dient permanent te zijn in de zin dat zij niet zal zwichten voor de markt of voor de komst van elke nieuwe “trend” die door de stijlexperts wordt verkondigd. De collectie is ontworpen om te groeien, zij het niet in omvang, maar in de perfectie van alle losse onderdelen. Geen stuk zal aanhoudend gemaakt worden indien er een beter ontwerp is om zijn plaats in te nemen, noch zal er aan een bepaalde manier van maken worden vastgehouden met het argument dat het altijd al zo is gedaan. Ook verandert de manier van leven continu. Wederom denk ik dat het materiaal in dit boek de houding duidelijker aangeeft dan welk statement dan ook.

George Nelson and Charles Eames working on the on Moscow Exhibit

George Nelson en Charles Eames aan het werk op de tentoonstelling in Moskou

Er is nog een ander punt dat interessant kan zijn voor iedereen die zich bezighoudt met de problemen van ontwerpen: het overgrote deel van de collectie is ontworpen door mensen met een achtergrond als architect. Het kan zijn dat dit volledig toeval is, en ik moet toegeven dat ik wat dit betreft bevooroordeeld ben. Maar het volgende spreekt voor een architectonische aanpak voor elk ontwerpprobleem, en met name die bij meubels: een probleem wordt nooit als een geïsoleerd element beschouwd. Het ontwerpproces is enerzijds altijd gerelateerd aan de huizen of structuren waarin de meubels gebruikt zullen worden en anderzijds aan de mensen die er gebruik van zullen maken. Wanneer het succesvol uitgewerkt wordt, zal de aanpak van de architect als ontwerper veel dieper gaan dan de vormgeving op zich, en zal hij waarschijnlijk eerder trends creëren dan ze volgen. Om dit argument kracht bij te zetten, hoeft niet alleen het programma van Herman Miller als voorbeeld te worden genomen. Het werk van Alvar Aalto, Marcel Breuer, Eero Saarinen en vele anderen kan ook worden aangehaald.    

Een woord over dit boek. Het is primair een geïllustreerd document van de meubels die momenteel in productie zijn, en is als dusdanig bedoeld voor het gemak van diegene, wiens zaak het is om meubels te kopen of te specificeren. Het is ook bedoeld als gids voor professionals zoals architecten en interieurontwerpers. Naast de foto’s bevat het boek ook alle gegevens over de afmetingen, zodat de verhoudingen van kamers en meubels accuraat kunnen worden bestudeerd. Ontwerpers in opleiding zullen het boek hopelijk ook waarderen als referentiemateriaal.         

Al het materiaal voor het boek is samengesteld en voorbereid door verschillende leden van de Herman Miller Furniture Company. Tijdens de planning en de lay-out en typografie van het boek viel mij op hoe terughoudend de keuze en het volume van de teksten was, iets dat zeer ongebruikelijk is voor een producent die in de gelegenheid is om over zijn producten te praten. Hier, en elders, manifesteert zich de Herman Miller-filosofie: laat de meubels voor zichzelf spreken.